Dit is alleen mogelijk bij een 5-1 spelsysteem. Hier is namelijk sprake van 1 spelverdeler en 1 diagonaal. Als de spelverdeler in het achterveld staat, dan is de diagonaal in het voorveld. Nu heeft de spelverdeler 3 aanvallers: passerloper, middenaanvaller en diagonaal. De diagonaal staat achter de spelverdeler, dus de spelverdeler moet een bal achterover spelen. Dit kan een krachtige zet zijn, als de middenblokkeerder van de tegenpartij te ver naar buiten staat. Door een set-up achterover te geven, is de middenblokkeerder te laat bij de diagonaal. De diagonaal hoeft alleen nog rechtdoor te slaan of diagonaal (afhankelijk van de stand van de buitenblokkeerder van de tegenpartij) om een punt te scoren.

Stapsgewijze uitvoering

1. Uitgangshouding
   1. De uitgangshouding blijft hetzelfde als bij de normale set-up.
2. Verplaatsing
   1. De verplaatsing blijft hetzelfde als bij de normale set-up. Dit is belangrijk, want als de houding te vroeg veranderd, verraad de spelverdeler de keuze van de set-up.
3. Balcontact
   1. Bij het ontvangen van de bal (het inveren van de bal in de vingers) verandert de stand van de voeten: de achterste been, wordt de voorste been. Het gewicht verplaatst met de voet mee.
   2. De armen worden vervolgens naar achter gestrekt, waarna de polsen en duimen volgen. De duimen wijzen naar boven.
   3. Om de explosiviteit te verhogen, kan de speler agressiever afzetten met de been, zodat hij eigenlijk maar met 1 been speelt. De bal is dan weg voordat de achterste been naar weer de grond raakt. De set-up wordt hierdoor sneller. Let er wel op dat de speler nog in evenwicht blijft. Dit wordt ook wel pivoteren genoemd.
   4. Verder kunnen de ellebogen explosiever naar buiten gedraaid worden, of de polsen meer naar achter gekanteld worden. Dit is afhankelijk van de afstand en snelheid die de speler moet creëren.

Opmerking: De set-up achterover kan gecombineerd worden met een sprong set-up.

4. Vervolgactie
   1. De vervolgactie blijft hetzelfde als bij de normale set-up.