Bovenhandse serve

Rating: 0 sterren
0 stemmen

De bovenhandse serve is de basis voor de topspin serve en voor de floater serve. Geef als trainer daarom ook de tijd aan de spelers om ze dit aan te leren. De bovenhandse serve kent een aantal factoren die de speler moet beheersen, maar veelal zijn dit factoren die op een latere duur als een gewoonte uitgevoerd worden. Verder kent deze serve een vlakkere balbaan dan de onderhandse serve waardoor de passers aan de overkant minder de tijd hebben om te anticiperen. De kracht van de bovenhandse serve zit echter in het goed kunnen richten van de bal.

Stapsgewijze uitvoering

  1. Uitgangspositie
    1. De speler begint vanuit de achterlijn.
    2. De speler bepaald waar hij/zij op gaat richten
    3. Vervolgens zet de speler zijn/haar voeten goed neer, onthoudt: voorste voet wijst richting de positie waar de speler op wilt richten. Kijk ook naar deze richting bij het serveren van de bal.
    4. Ten slotte houdt de speler de bal met gestrekte arm naar voren vast, met de slagarm in de lucht. Dit helpt om de bal zo hoog mogelijk te raken.

 

Opmerking: Rechtshandige spelers slaan met rechts en hebben de linkervoet voor. Linkshandige spelers slaan met links en hebben rechtervoet voor.

 

  1. Verplaatsing
    1. Er vindt geen verplaatsing plaats bij de bovenhandse serve.
  2. Balcontact
    1. De speler gooit met de niet-slagarm de bal in de lucht. Het is de bedoeling dat de bal hoog genoeg in de lucht gegooid moet worden om de bal op het hoogste punt te raken. Daarbij moet de bal voor het lichaam gegooid worden en voor de rechtervoet vallen bij het niet slaan van de bal.
    2. Verder moet de speler ervoor zorgen dat de elleboog van de slagarm constant boven de schouders is, voorkom “een hangende elleboog”. Dit is namelijk vaak de reden dat de bal in/onder het net eindigt.
    3. Bij het raken van de bal, moet de pols gefixeerd zijn. Het is hetzelfde als een high-five. Zodra de pols buigt, dan krijgt de bal niet genoeg kracht mee van de speler.
    4. Een evenwichtsfactor die ook meespeelt is het verdelen van het gewicht op de steunvlakken (de voeten). Het gewicht is ligt voor 70% op de achterste voet, voor het slaan. Tegelijk met de slagbeweging volgt het gewicht mee naar voren. Het “uitstappen met je voet” helpt hierbij, let alleen op voetfout. Het tempo dat hier wordt aangehouden gaat als volgt: slagarm achter de heup, gewicht achterste voet – slagarm voorbij de heup, gewicht voorste voet – slagarm bij de bal, uitstappen (achterste voet, wordt voorste voet)
    5. Lange spelers moeten de bal in het midden raken, kortere speler meer onder de bal. Bij kortere spelers is de balbaan daardoor langer dan die van de lange spelers.
  3. Vervolgactie
    1. Afhankelijk van het spelsysteem, verplaatst de speler zich zo snel mogelijk naar de volgende positie. Bij 6-6 spelsysteem is dit positie 1.